Naar 'New
Scientific Management'-opleidingen?
Inleiding.
Dit
artikel begin ik met een drietal trends in de samenleving. Ze hebben gevolgen
voor bedrijven. Daar worden steeds hogere eisen gesteld die de werkwijze
ingrijpend veranderen. Die werkwijze heb ik 'New Scientific Management' genoemd.
Deze wijzigingen stellen op hun beurt weer eisen aan mensen die in de bedrijven
werkzaam zijn. En die vertalen zich weer in eisen aan (management-)opleidingen.
Die
keten besluit ik met een beschrijving van een opleiding die mijns inziens aan
die nieuwe eisen beantwoordt.
Ik
zal u niet vermoeien met literatuurverwijzingen; het artikel geeft mijn visie
weer. En een visie is natuurlijk zowel persoonlijk als niet geheel zelf bedacht.
Drie
trends in de samenleving.
Technologische
ontwikkelingen hebben de welvaart in de westerse wereld enorm doen toenemen.
Welvaart leidt tot hoger onderwijs voor velen. De scholing van mensen brengt hen
via een groeiend zelfbewustzijn tot individualisering.
Ook
heeft de techniek snelle en betrouwbare vervoermiddelen opgeleverd en krachtige
en snelle middelen voor informatieoverdracht en massacommunicatie. Vanuit je
huis kun je binnen 24 uur overal ter wereld komen en 24 uur per dag komt het wel
en vooral het wee van over de hele wereld op de buis in je huis. Zo ontstaat het
'global village' en is de internationalisering een feit.
De
scholingsgraad en de snelheid waarmee nieuwe kennis zich, dankzij de
informatietechnologie, ontwikkelt en verspreidt, leiden tot een stroom aan
innovaties. Het innovatietempo ligt steeds hoger.
Individualisering,
internationalisering en innovatieversnelling zijn de drie trends die ik wil
noemen.
De
drie trends en het bedrijfsleven.
--individualisering--
Door
de individualisering zijn de markten van bedrijven in steeds kleinere segmenten
verdeeld. Daarbij zijn klanten op het gebied van kwaliteit steeds veeleisender
geworden.
Dat
betekent dat een bedrijf produkten van goede kwaliteit en een flinke variëteit
tegen een redelijke prijs op de markt moet kunnen brengen. De aandacht voor
kwaliteit leidt ook tot grote aandacht voor kwaliteitszorgsystemen en tot
ISO9001-certificaten voor bedrijven waar dat systeem aan de betreffende ISO-norm
voldoet.
--internationalisering--
Zelfs
het midden- en kleinbedrijf moet door de internationalisering eigenlijk de hele
wereld als markt gaan zien. In ieder geval moet het zich realiseren dat de
concurrentie uit onverwachte uithoeken kan komen. Maar ook inkopen en
samenwerken met leveranciers en zelfs met concurrenten gebeurt wereldwijd. In de
automobielindustrie werkt zo ongeveer iedere fabrikant wel in een of ander
project met bijna alle andere samen.
Op
deze schaal concurrerend moet de 'redelijke' prijs veranderen in een 'lage'
prijs. Voor westerse bedrijven met hoge arbeidskosten en een hoog percentage van
de omzet aan inkoop is dat moeilijk. Ze richten zich daarom op kennisintensieve
produkten met daarbij een uitgebreid pakket diensten. Ook proberen ze slim op de
wereldmarkt in te kopen of zelf daar te produceren waar dat voordeliger lijkt.
--innovatieversnelling--
Innovaties
volgen elkaar steeds sneller op. De PC-industrie is daarvan een goed voorbeeld.
Met mijn '386' loop ik al twee generaties achter. Omdat innovaties alles te
maken hebben met kennis en dus met kennisintensieve produkten is de versnelling
van belang voor bedrijven. Hun produktinnovatie moet eerder op de markt zijn dan
die van de concurrent. Bovendien zijn de produktlevenscycli steeds korter, zodat
ook sneller weer een nieuw produkt marktgereed moet zijn. Met de Kever en de
Eend zijn de laatste automodellen met een levenscyclus langer dan tien jaar
uitgestorven.
Innoveren
kost steeds meer geld. Naast (internationale) samenwerking bij onderzoek en
ontwikkeling leidt dit ook tot de noodzaak dit proces beter te beheersen.
Mislukkingen, zoals met Omo Power, voorkomen is het streven. Daarvoor is
onder andere veel kennis van de markt nodig.
Innovaties
kunnen ook betrekking hebben op het ontwerp- en produktieproces, denk aan
computerondersteund ontwerpen, simuleren en optimaliseren van de produktie op de
computer en het computergestuurd fabriceren van het produkt. En de manier waarop
sommige detailhandels hun scankassa's koppelen aan de magazijnen van hun
toeleveranciers is ook innovatief.
--samenvattend--
De
betere bedrijven organiseren zich in business-units. Die zitten dicht op hun
markt. Doordat ze klein zijn, ongeveer 250 tot 500 mensen, kunnen ze daarop
flexibel reageren, en liefst anticiperen.
Ze
kiezen voor een platte organisatiestructuur. Daarin zijn weinig lagen (en dus
weinig managers) en dat bevordert de communicatie.
Het
zelfsturende of zelfmanagende team is in de produktieorganisatie
de kleinste eenheid. De medewerkers hebben daarin veel ruimere taken dan
in de klassieke functioneel verdeelde organisaties die naar de Scientific
Management-ideeën van Taylor waren opgezet. De hogere scholingsgraad van mensen
maakt dat ze die ruimere taken meestal aankunnen. Bovendien wil men het ook en
geeft het meer voldoening. Voor het bedrijf zit het voordeel erin dat men van
uitvoerende medewerkers behalve hun handen ook (eindelijk?) hun hoofd benut.
In
het ontwerpproces past men, onder de noemer concurrent engineering, toe wat de
dorpssmid twee eeuwen geleden in z'n eentje ook al deed. Die was zelf marketeer,
produktontwerper, procestechnoloog, inkoper, producent, kwaliteitscontroleur en
servicemonteur. De hedendaagse kennis maakt die combinatie in één persoon
onmogelijk. Maar in een projectteam kunnen de verschillende disciplines, die
voor een integrale aanpak van het ontwerpproces nodig zijn, wel samenkomen. Ook
hier weer een teamaanpak.
Zowel
bij ontwerpen als produceren gaat het in feite om een integrale aanpak van het
hele proces en het toepassen van actuele kennis (science). Al schrijvend kwam ik
op de term New Scientific Management. Het Scientific Management paste namelijk
ook al kennis toe; ze deed dat echter op elk deelprocesje. Men veronderstelde
dat een keten van optimale deelprocesjes een optimaal resultaat opleverde. In
1910 was dat misschien zo maar nu is dat zeker niet meer het geval.
New
Scientific Management en de medewerker.
Medewerkers
in een NSM-bedrijf moeten aan andere eisen voldoen. Die eisen zaten hierboven al
verstopt en komen nu expliciet aan de orde.
Er
zijn minder managers, dus moet men zichzelf managen in het (project-)team. Er
zal veel meer, ook in de produktie door de korte levenscycli, in projecten
gewerkt worden. Management maakt plaats voor projectmanagement. Met
projectmanagementgereedschappen moet men leren omgaan.
Het
in teams kunnen werken vraagt een bepaalde houding. Maar voor de onderlinge
communicatie helpt het enorm als men de beginselen van elkaars vak(-taal)
beheerst. Vergelijk het maar met een team bestaande uit een chinees, een griek,
een rus en een eskimo, dat communiceert net zo gebrekkig als een marketeer, een
techneut en een kwaliteitskundige. En communicatie is kennisoverdracht en dat is
belangrijk.
De
inbreng in het team is de actuele kennis en vaardigheden van een vak. Misschien
zal men in een loopbaan wel vaker een nieuw vak moeten leren door de
innovatieversnelling. Die bereidheid tot omscholing, tot openstaan voor nieuwe
kennis en culturen, is een houdingsaspect, maar men moet hebben 'leren leren'.
Wanneer
men geen zicht heeft op de samenhang tussen het eigen vak en dat van de anderen,
denkend aan dat integrale marktgerichte proces, dan kan men met dat vak geen
meerwaarde inbrengen in het team. Men zal naast het vak dus meer integrale
bedrijfskennis moeten hebben.
Gezien
de snelheid waarmee de omgeving verandert, moeten organisaties ook steeds
sneller veranderen en reorganiseren. Inzicht in de dynamiek van
veranderingsprocessen en de redenen voor het veranderen, is nodig om de
weerstand tegen verandering om te buigen tot een stuwende kracht.
NSM
en (management-)opleidingen en onderwijs.
Vanuit
het onderwijs komt men op de arbeidsmarkt. Daarna volgt men opleidingen ten
behoeve van de loopbaan.
Over
het onderwijs wil ik kort zijn. De beschreven eisen aan medewerkers zullen
invloed hebben op het onderwijsprogramma en de didactische werkvormen. Ook zal
de computer een nog grotere rol in het onderwijs moeten krijgen. 'Analfabit'
zijn, niet met een computer kunnen lezen-en-schrijven, is straks dezelfde
handicap als analfabeet zijn vandaag de dag. Even terzijde: De huidige trend tot
schaalvergroting in het onderwijs verbaast mij in het licht van de
business-unit-trend in het bedrijfsleven.
Voor
de traditionele managementopleiding komt steeds minder markt omdat er steeds
minder managers zijn. Opleidingen volgt men al dan niet op kosten van het
bedrijf en steeds minder bij een interne opleidingsafdeling. Meestal zal het
volgen zowel naast als tijdens het werk plaatsvinden.
Diploma's
of certificaten blijven van belang maar zouden, net als de ISO-certificaten voor
bedrijven, een beperkte geldigheid moeten verkrijgen.
Opleidingen
voor NSM vallen op grond van het bovenstaande uiteen in drie categorieën:
projectmanagement,
vakkennis
en -vaardigheid,
integratie
en innovatie.
Van
de eerste twee vormen zijn voorbeelden genoeg. Bij de derde categorie denk ik
onder andere aan (technisch) bedrijfskundige opleidingen die men na enige
praktijkervaring kan volgen.
Een
NSM-opleiding 'Integratie en Innovatie'.
Er
is een nieuw opleidingsprogramma dat qua opzet aansluit op de beschreven trends
en daaruitvolgende eisen. Dat is het Amerikaanse 'Certified in Integrated
Resource Management'-programma (CIRM). Het programma en het bijbehorende
(engelse) studiemateriaal is in 1991 en 1992 ontwikkeld door APICS (American
Production & Inventory Control Society), een logistieke vereniging met
80.000 leden. Op de Nederlandse markt zijn al diverse aanbieders.
Het
programma bestaat uit vijf modules die elk met een multiple choice-examen per
computer worden afgesloten en wordt voor geslaagden bekroond met een certificaat
en titel.
Vier
modulen behandelen in totaal dertien disciplines die voor een (produktie-)bedrijf
van belang zijn. In die vier clusters besteed de helft van de stof aandacht aan
basiskennis van en de andere helft aan de relaties tussen de drie of vier
disciplines. De vier modules zijn
'Customers
& Products'; met aandacht voor marketing, produktontwerp en service,
'Logistics';
met inkoop, produktie- en voorraadbeheersing en fysieke distributie,
'Manufacturing
Processes'; met produktie, procesontwerp en facilities management,
'Support
Functions'; financiën, kwaliteitszorg, informatiesystemen en
personeelsmanagement.
'Integrated
Enterprise Management', de vijfde module, heeft de hele onderneming als
onderwerp. Aspecten zijn veranderingsmanagement, de relaties intern,
strategievorming, de relaties met de omgeving en de ontwikkeling van een bedrijf
vanaf de oprichting.
Het
programma vraagt 250 tot 400 uur (zelf-)studie. Deze omvang is beperkter dan de
meeste bedrijfskundige opleidingen. Het verschil is dat al het materiaal gericht
is op het inzichtelijk maken van de integrale relaties. Het is niet alleen de
docent die daarvoor moet zorgen.