Spreekwoordelijk
management
Hans
Lekkerkerk
Ik
heb me wel eens afgevraagd: “Hoeveel nieuws bevatten al die hypes en de
artikelen die wetenschappers onder dwang van ‘publish or perish’ daarover in
elkaar knippen en plakken nou eigenlijk?” Niet zo heel veel dacht ik.
Ondernemer Jan Zeeman bleek ook in die lijn te denken. “De Nederlandse taal
zit volgens mij niet voor niets vol met dit soort wijsheden” zegt hij tegen
Jannetje Koelewijn in het interview dat hij haar gaf ter gelegenheid van zijn
afscheid van Zeeman textielSupers in februari 1999. In 1967 begon hij met één
zaak en toen hij stopte was het een keten met 530 filialen en 600 mln. gulden
omzet in basistextiel (Koelewijn 1999). Ik heb inmiddels een verzameling van
Nederlandse spreekwoorden en gezegden die de kern van de artikelen en hypes
weergeven.
Nu
zult u op gezag van Jan Zeeman of van mij niet direct willen aannemen dat alle
geschrijf over management en bedrijf vooral oude wijn in nieuwe zakken is.
Daarom zal ik dat hieronder aannemelijk proberen te maken met enkele voorbeelden
uit mijn verzameling. Wat je ver haalt is lekker dus zal ik die voorbeelden van
hypes uit het verre oosten en wilde westen halen.
Uit
Japan komen diverse benaderingen. Imai, de auteur van het boek Kaizen, plaatst
ze bijna allemaal onder de Kaizen-paraplu (Imai 1994). Kaizen betekent volgens
hem ‘verbeteren zonder ophouden, waar iedereen bij wordt betrokken, zowel
leidinggevers als uitvoerenden’ (27). Dit streven naar continu verbeteren gaat
uit van kleine stapjes in tegenstelling tot de meer westerse benadering van
verbeteren door af en toe grote stappen te nemen, door te innoveren. Twee
spreuken vatten dat mooi samen. “Elke dag een draadje is een hemdsmouw in ‘t
jaar” en “alle beetjes helpen” vestigen de aandacht zowel op continu als
op in kleine stapjes. “Verbeter de wereld, begin bij u zelf”, betrekt
iedereen erbij. “Stilstand is achteruitgang” geeft duidelijk aan dat
verbeteren moet.
De
JIT-benadering, voluit just-in-time, wil alle verspilling elimineren en focust
op lage voorraden in ketens en doorlooptijd en op beheersing van processen.
“Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen” en “oefening baart
kunst” kunnen JIT vervangen.
Integrale
kwaliteitszorg, of in jargon Total Quality Management (TQM), legt nadruk op
preventie van fouten en op het gebruik van statistische technieken voor de
(verbetering van) de beheersing van processen. Voor dat laatste zijn nogal wat
meetgegevens nodig. Hier passen respectievelijk “voorkomen is beter dan
genezen” en “meten is weten”.
Onder
de noemer co-makership betrekt men ook toeleveranciers in dit verbeterstreven.
“Twee weten meer dan één” geeft daarvoor een goed argument. Hoewel een
co-maker in principe overal ter wereld gevestigd kan zijn zoekt men de partners
liever dichter bij huis. Grote transportafstanden vormen door de kans op
vertragingen een risico op te late levering. Dat kan men met voorraden afdekken,
maar die zijn sinds JIT ongewenst want verspillend. “Beter een goede buur dan
een verre vriend” zullen we maar zeggen.
Een
verzameling gereedschappen die in de jaren zestig in de VS is ontwikkeld, gaat
als projectmanagement door het leven. Onder andere in het Apollo-programma, het
project dat een Amerikaan als eerste op de maan moest brengen, is dit tot
ontwikkeling gekomen. Het gaat erom het enigszins nieuwe en kostbare resultaat
van het project goed te definiëren en de weg naar de realisatie ervan in
stappen op te delen en de activiteiten te benoemen, de volgorde ervan vast te
stellen en een inschatting van de tijd, mensuren en kosten te maken. Voor de
eerste stap moet men besluiten of het project wel moet starten; dit is “bezint
eer ge begint” en “een goed begin is het halve werk”. Dan na elke stap
stel je de vraag doorgaan of niet? Ofwel “beter ten halve gekeerd dan ten hele
gedwaald”. Maar meestal is het motto “het doel heiligt de middelen” en het
resultaat zal er komen.
Benchmarking
is uitgevonden door Xerox. Daar vroeg men zich af waarom ze voortdurend
marktaandeel verloren, vooral aan de Japanse concurrenten. Vergelijken van de
prestaties van de eigen producten en processen met die van concurrenten moest
duidelijk maken waar verbetering noodzakelijk was. Deze variant van industriële
spionage is logisch, want ”wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich
zacht”. Natuurlijk zit er een risico in; voor je het weet “vergelijk je
appels met peren” of “je ziet wel de splinter in andermans oog maar niet de
balk in het eigen”.
Waterman
roept in 1987 op tot vernieuwing. In de Nederlandse vertaling van zijn boek
‘Vernieuwing als strategie’ begint hij de inleiding met de volgende zin die
sindsdien voorkomt in vele stukken: “Meer dan in enig voorafgaand tijdperk is
verandering in de huidige zakenwereld de enige constante.” Iets verder
schrijft hij dat winnaars overleven “ door zich aan te passen aan
veranderingen waaraan anderen in dezelfde bedrijfstak te gronde gaan. Zij zijn
uiterst bedreven in wat ik vernieuwing noem.”
(Waterman 1988:13).
Bedrijven moeten volgens hem continu vernieuwen. “Als het tij verloopt moet
men de bakens verzetten” leert datzelfde.
Over
de lerende organisatie schreef Senge in 1990 ‘The fifth discipline’. De
vijfde discipline is het systeemdenken. Dat leidt tot beter begrip van en tot
leren over het gedrag van de organisatie als systeem. Kennismanagement komt in
de tijd wat later en ligt in het verlengde. Leren van fouten kennen we van
“een ezel stoot zich in ‘t gemeen geen twee keer aan dezelfde steen”.
Senge geeft in zijn introductie in de paperback editie trouwens ruiterlijk toe
dat hij ineens doorhad dat de lerende organisatie een nieuwe ‘management fad’
zou worden en dat hij daarvan wilde profiteren (Senge 1994:ix).
Core
competenties is een idee dat uit hetzelfde jaar stamt. Hamel en Prahalad
tekenden daarvoor. Kijk goed naar wat je levert en ontdek wat je
kerncompetenties zijn die daaraan ten grondslag liggen. Versterk vervolgens deze
competenties. Wat er een beetje bijhangt, doe je de deur uit en koop je voortaan
in bij een bedrijf dat dat wel tot kerncompetentie rekent. Op de keper beschouwd
komt het neer op “schoenmaker blijf bij je leest”. In die zin is het
tegengesteld aan het van alle markten thuis zijn-adagium van de diversificatie
uit de jaren zestig (Hamel, Prahalad 1990).
Alle
voorbeelden wijzen in dezelfde richting. Het is inderdaad oude wijn in nieuwe
zakken en onze taal heeft veel van de ‘nieuwe’ inzichten reeds in huis. Het
is daarom verbazend om te zien dat desondanks bij elke hype de consultants weer
massaal te hulp worden geroepen. Zouden
managers zonder die adviezen en inzichten niet zelfstandig in staat zijn hun
organisatie door de
‘turbulente-steeds-dynamischer-wordende-omgeving-waarin-verandering-de-enige-constante-is’
te loodsen? Sommige
ondernemers vinden van wel wel. Zeeman noemde ik al en De Swart van Fortis had
het in FEM-De Week over ‘het eruit zetten van die McKinsey-yuppen met hun
spreadsheetjes’. Een verklaring van de populariteit van hypes en de
bijbehorende adviseurs zit enerzijds in het citaat van Senge. Hij gaf eigenlijk
aan dat er sprake is van mode. Wetenschappers en organisatieadviseurs hebben op
hun diensten de productlevencyclus toegepast en houden scherp in de gaten
wanneer het tijd wordt voor iets 'nieuws'. En je voelt je toch achterlijk als je
tijdens of na het golfen niet kan meepraten over TQM, BPR, ERP, ECR of XYZ. Dus
je stelt in de eerstvolgende MT-meeting voor om een ECR-expert in te schakelen.
Je mede-managers, die niet durven toegeven dat ze niet weten wat dat is en
snappen dat ze daar niet naar moeten vragen, zijn het daar natuurlijk mee eens.
Anderzijds is het met onderzoekers en adviseurs net als met artsen; vreemde ogen
dwingen. We stoppen eindelijk met roken als de dokter het zegt en een extern
adviseur of een onderzoeker krijgt eerder gelijk dan een interne adviseur of
manager.
Ik
pleit er niet voor om te stoppen met publiceren of met onderzoek doen naar hypes
of in organisaties. Soms is onderzoek nuttig om de juistheid van de
volkswijsheden aan te tonen. Het blijkt meetbaar dat lachen gezond is. De
conditie van het menselijk afweersysteem verbetert door het zien van een
komische film. Het beste lijkt mij de hypes met wat historisch besef kritisch en
relativerend te benaderen. Over historisch gesproken; met Nederlandse
spreekwoorden en gezegden heb je volgens het bovenstaande de wijsheid in pacht.
Toch bestaan er nog oudere wijzen. De Wit, voormalig Directeur Generaal van de
vroegere PTT, stelde op een symposium dat er na de Bijbel volgens hem geen
managementboek met iets wezenlijks nieuws is verschenen. Ook zijn er
managementboeken geïnspireerd door oude oosterse geschriften: ‘De
Taoh-Teh-King van management’ (origineel van Lao-Tse, 450 v.C.)
of ‘I Tjing voor Management’ (Het boek van veranderingen, uit 1000
tot 500 v.C.). Ik heb echter nog geen titels gezien gebaseerd op de meer
westerse klassieken als bijvoorbeeld ‘Platonisch produceren’, ‘Management
met Mohammed’ of ‘Bijbelse bedrijfskunde’. Genoeg ideeën dus voor een
bijdrage aan een NSM-lustrumbundel die in 2006 kan verschijnen. Dan zullen we
zien hoe oud de wijn werkelijk is.
ir.L.J.(Hans)
Lekkerkerk (1959) studeerde in 1985 af aan de TU Delft variant Industriële
Organisatie. Tot het faillissement in 1996 werkte hij in diverse functies op het
Fokkerbedrijf Ypenburg. Na een intermezzo bij een adviesbureau is hij sinds
september 1997 als docent verbonden aan de NBS met Operations Management en
Innovatiemanagement als aandachtsgebieden. Hij zal ooit promoveren op de
‘innovatiestructuur’ van organisaties.
Literatuur.
Imai,
M. (1994) Kaizen, de sleutel van Japans succesvolle concurrentie, 2e druk,
Kluwer, Deventer.
Koelewijn,J.
(1999) Het oog van de meester, in NRC-Handelsblad, 5 maart 1999 p.12
Hamel,
G., C.K. Prahalad (1990) Competing for the future, Harvard Business School
Press, Boston
Senge,
P.M. (1994) The Fifth Discipline, the art and practise of the learning
organization, 2nd edition, Currency Doubleday, New York.
Waterman
jr., R.H. (1988) Vernieuwing als strategie, Veen uitgevers,
Utrecht/Antwerpen (vert. van (1987) The renewal factor, Bantam Books,
Toronto)
Spreekwoorden:
Dale,
van (2000) Groot woordenboek der Nederlandse taal, CD-ROM basisversie 1.0,
Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen
Huizinga,
A. (1998) Spreekwoorden en gezegden, Tirion, Baarn, 4e druk